De Dijk

De Dijk

De Dijk

DE DIJK

Opgebouwd uit golven, vissend naar

ontsnappende druk, met en zonder bar,

het water staart je hier lachend aan als
 

zwierend beschonken zwaartepunt

van dorpse driehoek, vandaar hordes

aal eensgezind in visafslag richting

bord, alle knaken op dat stukje Bermuda,
 

onze glibberige rijkmaakmagneet

uit druppelend net waaruit gespaarde

zaadjes maar blijven groeien voor droge

koude morgens die uit de lucht zullen vallen  
 

als rechtse van Ali die hier shuffelde tussen

op klompen geridderde Fransen achter

ezels vol bereden fantasie met impressies

die groter maakten dan het kleine was

Ondertussen, een straatschrobber schuift wat

heen en weer, schone geest, Japans wellicht

Zo worden we hier zachtjesaan allemaal aambeeld

Geslepen door wind en tijd van de wereld
 

door een vierkante lens, fotozucht

voor zeven families en tig generaties in

afgebladderd pixel, bij gratie van  

eigenwijsheid op schijf gedrukt in
 

schalkse etalages vol figuranten

schuilend in starre lijstjes van beleving

gerangschikt voor je neus

Hier komt de lach zo snel dat het verdwijnt
 

in nooit goed genoeg, vooral perfect niet
 

Geen wereldwonder dus, o nee doe gewoon

maar een wondere wereld, dat zeker wel

Hier worden zelfs windrichtingen verkocht,

Één voor allen, hou de rest maar in je zak
 

Enfin, sfeer is hier onaantastbaar 

verpakt in een glansrol die door ons

weer wordt omgedraaid

voor de avond en dan
 

Als alles en iedereen verkocht is
 

Zijn wij gewoon op de dijk

Ongewoner wordt het niet

Veel anders wel

De Dijk