Droomwonen

Droomwonen

Droomwonen

Ik fierljep over kranten, korrelige taalstrijd

Ingedeukte kaders, verzwakte volksvlijt

Opzij liggend kukelt mijn land even uit zicht tot ze zal

terug klauteren als blauwkaas, vanouds overtijd ingericht

 

Ik zie onderwatersprookjes, bijen behekst door maalstroom

Olifanten spetterend op mijn fikkend zandkasteel

Mieren verzuipend tussen lokkend kroos

Kikkers stoeiend om de gouden pikhouweel

 

Deze nachttrein in hemels verval, razend op mijn eerste oog

Weerkaatsend, dof en enkellaags verbazend want

blijf bij de les is wat onder wijzen en wijzers rest

wanneer droomtijd schreeuwend stil wordt gezet

 

Op open ooghoogte zie ik weer koeloze weide, waar

woongewonden worden uitgewoond voor inwoning

Onder water sprookjes worden verpakt als beloofde land

En lammetjes mak reiken naar de renteloze hand

 

Zo bezien piept en kraakt vanaf hier mijn vertelpapier

Wordt alles plat gezegd maar opgeschreven en

vast ingewikkeld om bij te houden, zie mij daartussen

Met stekend knipoog vastgeplakt, stuurloos schuddend

 

Naar weer een kop in de wind, ondergesneeuwd in inkt

Die straks door een huisspiegel betoverd in eeuwig

Blauwkazend gepeins wordt verzinkt

Droomwonen