Kroeg

Kroeg

Kroeg

Zieltogend vaandel van pratend plezier

Schenker van bezielde ondeugd

Jij nu zelf de kater, gefileerd op de visgraat

drogend in dolle miereneuk

 

Jij ooit bluesgitaar, huilend met verhitte snaren

Galmend door verloren tijd en wankel geduld en

wekend in swingend slot van akkoord tussen trouw en

berouw wachtend op inhaal door onschuld en

 

Wat in hemelsnaam nu?

 

Leeg en ontnuchterd verstof je als vergeten

schroeiplek van harteloze mensenkou, wij zeker alleen

daar, binnen met ontspoorde staat in bevroren praat

vol scheuren geschaatst door afgevinkte toegangsmaat?

 

Nee kroeg, blijf staan als waard van ons ware gezicht

Onthoud aan wie jouw tap ooit is toevertrouwd

 

Hunnie én zullie én wie de ander
maar om het even naar het leven staat

 

Kroeg het is jij die het SAMEN levend houdt

 

Blijf dus schenken dat onverwoestbare vertier

Verrijk onze natuur met mensenmaat

Laat ons proosten of verhoor ons

Wees waar pratend plezier voor staat
 

Kroeg, hoor je me nog?
 

Kroeg